Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de lijfrente-uitkering terecht alleen bij X in aanmerking is genomen en dat van discriminatie geen sprake is. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

X ontvangt een lijfrente- en AOW-uitkering en krijgt van de inspecteur een gecorrigeerde aanslag IB/PVV 2019 opgelegd. In hoger beroep is in geschil of de aanslag IB/PVV tot een te hoog bedrag is vastgesteld. X stelt dat hij de bijdrage Zvw niet heeft ontvangen en dit bedrag niet kan worden belast. Ook stelt X dat gehuwden worden gediscrimineerd, omdat de lijfrente-uitkering volledig bij X in aanmerking wordt genomen.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2023/18.1.2) overweegt dat bedragen alleen in aftrek kunnen worden gebracht, indien de Wet IB 2001 daarin voorziet. De ingehouden Zvw is geen voorheffing volgens de Wet IB 2001 en kan dus niet in aftrek worden gebracht. Van discriminatie van gehuwden is evenmin sprake. Omdat X de eerste begunstigde is van de lijfrente-uitkering, is het bedrag terecht alleen bij hem in aanmerking genomen. Ook de heffingskorting is juist vastgesteld. X' hoger beroep is ongegrond. X gaat in cassatie, maar na het verstrijken van de cassatietermijn. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 9.4

Wet inkomstenbelasting 2001 9.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 19 juni

21

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen