Belanghebbende, mevrouw X, huurt een woning. Op dit adres staat ook haar moeder ingeschreven. De inwoning voorziet in de verzorgingsbehoefte van X. Volgens het indicatiebesluit van het CIZ van 2012 heeft X 20 tot 24,9 uur zorg per week voor persoonlijke verzorging nodig. De Belastingdienst/Toeslagen stelt dat het verblijf van de moeder volgens de indicatie niet noodzakelijk is en dat evenmin blijkt dat X niet zelfstandig zou kunnen wonen. De inkomens van X en haar moeder moeten dus worden opgeteld, zodat X in 2012 en 2013 ten onrechte voorschotten huurtoeslag heeft ontvangen. X beroept zich echter op het vertrouwensbeginsel. Voor de huurtoeslag over 2009 is destijds goedgekeurd dat het inkomen van de moeder niet meegeteld hoefde te worden.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat mevrouw X aan de toezegging het vertrouwen kon ontlenen dat voor de huurtoeslag het medebewonerschap van haar moeder bij onveranderde omstandigheden buiten toepassing zou worden gelaten. X maakt aannemelijk dat de omstandigheden ten opzichte van de situatie in 2009 niet relevant zijn gewijzigd. Het maakt dus niet uit dat het vertrouwen in strijd met art. 2a Besluit op de huurtoeslag en ook contra legem is gewekt. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Toeslagen en zorgverzekeringswet
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 8 juni