Aan X bv is een btw-naheffingsaanslag en een vergrijpboete opgelegd. De aanslag en de boetebeschikking zijn verstuurd naar haar vestigingsadres, zoals blijkend uit het Handelsregister. De bezwaartermijn eindigt op 9 september 2013. In geschil is of het op 13 september 2013 ontvangen bezwaar terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard. X stelt dat haar correspondentie-adres, zoals blijkend uit het Handelsregister, gebruikt had moeten worden. Volgens Rechtbank Gelderland is voor de bekendmaking van de aanslag en de boete terecht gebruik gemaakt van het vestigingsadres. Een ander adres wordt namelijk alleen gebruikt op uitdrukkelijk verzoek. Het feit dat de stukken zijn verzonden naar een opslagloods zonder brievenbus, maakt dus niet dat de termijnoverschrijding X bv niet kan worden verweten. X bv gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK III, 28 juni 2016, 15/00754, V-N Vandaag 2016/1733) oordeelt dat de Belastingdienst terecht is uitgegaan van het adres waarop X bv is gevestigd en dat het niet verplicht was het bij de Kamer van Koophandel geregistreerde correspondentieadres te gebruiken. X bv had namelijk geen postadres aan de Belastingdienst doorgegeven voor de toezending van aanslagen. De late kennisneming van de boetebeschikking is ook te wijten aan het handelen of nalaten van X bv zelf. Ook het bezwaar tegen de boetebeschikking is dus niet-ontvankelijk. Het beroep van X bv is ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 6:7