Belanghebbende, X, drijft in maatschapsverband samen met zijn broer en schoonzus een landbouwbedrijf en een loonwerkbedrijf. In de loop der jaren komen meerdere stallen van het landbouwbedrijf leeg te staan. Deze stallen worden verbouwd tot opslagruimte, boxen en delen van loodsen en worden verhuurd aan derden. X en zijn broer drijven verder, via een bv, ook nog een kalvermesterij. In 2010 verkoopt de bv haar activa (drie stallen en grond) aan X en zijn broer. Ook deze stallen worden verbouwd tot opslagruimten. Belanghebbende, zijn broer en schoonzus merken deze nieuwe opslagruimten aan als privévermogen. De inspecteur is echter van mening dat de nieuwe opslagruimten ook tot het verplicht ondernemingsvermogen behoren.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de nieuwe opslagruimten tot het verplicht ondernemingsvermogen van X behoren. De rechtbank acht daarbij van belang dat de door de maatschap verhuurde ruimten tot het ondernemingsvermogen behoren en dat de verhuuropbrengsten een substantieel deel van de inkomsten van de maatschap vormen. Verder is van belang dat de nieuwe opslagruimten binnen de onderneming van de maatschap worden gebruikt met de intentie om het aanbod te vergroten. De rechtbank merkt verder nog op dat alle opslagruimten via dezelfde website te huur worden aangeboden en dat er geen administratieve, financiële en organisatorische scheiding bestaat tussen de verhuur van de opslagruimten van de maatschap en de verhuur van de nieuwe opslagruimten. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 20 augustus