X verzuimt in haar aangiften IB/PVV 2014, 2015 en 2016 een bankrekening en een vordering op te nemen onder bezittingen in box 3. In 2018 komt X tot inkeer en doet herziene aangiften IB/PVV 2014 en 2015. Daarna volgt de aankondiging voor een navordering met vergrijpboeten. Nadat X daarover is gehoord legt de inspecteur de aanslagen met gematigde vergrijpboeten op, rekening houdend met de inkeer. Daarbij is de grondslag grove schuld in plaats van opzet. In bezwaar en beroep gaan de boetes verder omlaag.
Hof Den Haag toetst de aanwezigheid van grove schuld aan het criterium 'doen blijken', waarbij de rechter de grove schuld in eerste instantie voldoende aannemelijk acht. Het hof oordeelt dat wegens inkeer het verwijt aan belanghebbende minder ernstig is. Het totaal van de boetes over de verschillende jaren is niet proportioneel. Het hof matigt de vergrijpboeten. Hoger beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 27
Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 7
Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 5
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67n
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 18 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag