Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur de transitievergoeding terecht heeft aangemerkt als in 2018 genoten belastbaar inkomen uit werk en woning in de IB. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

X ontvangt in 2018 een transitievergoeding van haar ex-werkgever in verband met haar uitdiensttreding. Over de brutovergoeding van € 41.500 wordt € 20.389 loonheffing ingehouden. Pas nadat de middelingsteruggaaf over de periode 2018-2020 is vastgesteld, komt X in bezwaar en beroep tegen de aanslag IB/PVV 2018, omdat de belastingheffing volgens haar onredelijk dan wel willekeurig is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Hof Den Haag (V-N 2023/57.1.2) oordeelt dat de inspecteur de transitievergoeding terecht heeft aangemerkt als in 2018 genoten belastbaar inkomen uit werk en woning. De transitievergoeding vloeit rechtstreeks voort uit de vroegere dienstbetrekking tussen X en haar ex-werkgever. Hetgeen wordt genoten ter zake van het beëindigen van een dienstbetrekking, behoort daardoor tot het belastbare loon uit dienstbetrekking en is dus onderworpen aan IB. X’ gevoel dat de belastingheffing onrechtvaardig is en de menselijke maat daarbij ontbreekt, kan niet ertoe leiden dat in het voordeel van X dient te worden beslist. Het hof is niet bevoegd de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te beoordelen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk, omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 10

Wet inkomstenbelasting 2001 3.81

Wet inkomstenbelasting 2001 3.80

Algemene wet inzake rijksbelastingen 26

Wet inkomstenbelasting 2001 3.154

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 27 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

491

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen