Hof Den Haag oordeelt in tegenstelling tot Rechtbank Den Haag dat asielzoeker X nog niet in Nederland woonde ten tijde van het aangaan van de dienstbetrekking. Hij is daarom een ingekomen werknemer en komt in aanmerking voor de 30%-regeling.

X, met de Turkse nationaliteit, is op 22 september 2021 zonder zijn gezin vanuit Turkije naar Nederland gereisd. Hij heeft een verblijfsvergunning voor vijftien dagen. Na aankomst in Nederland vraagt X asiel aan vanwege mogelijke politieke vervolging in Turkije. Het gezin van X woont dan nog in de woning in Turkije. Ook houdt X een bankrekening, een telefoon- en internetabonnement en een elektriciteitsaansluiting aan in Turkije. Voorafgaand aan zijn komst heeft X geen contact met een Nederlandse werkgever. Op 12 december 2021 heeft X, na ook sollicitaties naar functies in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, met een Nederlandse werkgever een arbeidsovereenkomst gesloten. In geschil is of X als ingekomen werknemer kwalificeert voor de 30%-regeling.

Hof Den Haag oordeelt in tegenstelling tot Rechtbank Den Haag dat asielzoeker X nog niet in Nederland woonde ten tijde van het aangaan van de dienstbetrekking. X heeft aannemelijk gemaakt dat hij ten tijde van het aangaan van de dienstbetrekking, in december 2021, buiten Nederland woont. X had namelijk op dat moment een asielaanvraag lopen en verbleef in een AZC terwijl zijn gezin in Turkije woonde. Ook had hij in Nederland geen duurzaam woonverblijf ter beschikking en beschikte hij ook niet over een geldig verblijfsrecht, zodat het nog onzeker was of hij in Nederland mocht blijven en of hij zijn gezin naar Nederland kon laten overkomen. Verder heeft hij niet alleen naar functies in Nederland gesolliciteerd maar ook naar functies in andere landen. X heeft daarom volgens het hof op het moment van het sluiten van de arbeidsovereenkomst nog geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland. X kwalificeert daarom als ingekomen werknemer en komt in aanmerking voor de 30%-regeling. Wel wordt de looptijd van de 30%-regeling ingekort, omdat het verzoek voor de toepassing van 30%-regeling niet binnen vier maanden na feitelijke tewerkstelling is ingediend. X' hoger beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 2

Wet op de loonbelasting 1964 31a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 4

Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 10ea

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Loonbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 30 april

Informatiesoort: VN Vandaag

43

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen