Belanghebbende, X, werkt voor E bv. E bv, een private equity fonds, neemt, via haar deelneming F bv, op 21 augustus 2016 voor bijna € 24,5 mln de aandelen G nv over van H bv. X richt eind 2006 stichting L op. L heeft als doel het verkrijgen van aandelen/certificaten F bv. Op 1 januari 2007 treedt X in dienst van G nv. Bij het ontslag door E bv krijgt X de mogelijkheid om een belang in F bv te verwerven voor € 10 per certificaat. L geeft vervolgens certificaten uit aan X en aan zijn minderjarige kinderen. De aandelen G nv worden in 2010 verkocht voor € 520 mln aan een Amerikaans private equity fonds. Vervolgens keert G nv circa € 25 mln aan dividend uit aan L. L keert het dividend uit aan X en zijn kinderen. In geschil is of X een aanmerkelijk belang heeft in G nv.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat er sprake is van een voordeel uit aanmerkelijk belang. Volgens de rechtbank kon X namelijk beschikken over het vermogen van L als ware het zijn eigen vermogen. Hierbij acht de rechtbank niet van belang dat een deel van het vermogen aan de kinderen van X is betaald. De rechtbank wijst er daarbij op dat L niet kan worden aangemerkt als een administratiekantoor. In L is namelijk niets achter gebleven. L beschikte niet over een stemrecht, en was ook niet economisch gerechtigd tot het vermogen, dat berustte namelijk bij X en zijn kinderen. Nu L is aan te merken als een transparante stichting, en over een belang van meer dan 5% beschikt, is X aan te merken als ab-houder, en is de aanslag niet te hoog vastgesteld.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 4.6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 2 maart