Belanghebbende, X, en haar echtgenoot (A) zijn de eigenaren van een onroerende zaak. Vanaf 7 juli 2006 zijn X en A ook de eigenaren van de naastgelegen woning. De woningen zijn via de garages geschakeld. Na de aankoop van de buurwoning, zijn deze woning en de garage verbouwd. De garages hebben hun functie na de verbouwing verloren. Verder bewoont de moeder van X na de verbouwing de benedenetage. In geschil is of de woning en de buurwoning zijn aan te merken als één eigen woning. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat er sprake is van twee woningen.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat er sprake is van één eigen woning. Volgens het hof hebben de werkzaamheden aan de woning en de aangekochte woning, en de wijze waarop daarna door X en haar gezin daarvan gebruik wordt gemaakt, ertoe geleid dat er sprake is van één gebouw dat dient te worden aangemerkt als een eigen woning in de zin van art. 3.111 Wet IB 2001. Het gelijk is aan X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111