De Tweede Kamer heeft op 14 november 2024 ingestemd met de wetsvoorstellen van het pakket Belastingplan 2025 (zie V-N 2024/43).

Hierbij zijn de volgende amendementen aangenomen:

  • De vrijstelling groene beleggingen wordt per 1 januari 2025 verlaagd met € 4000 per belastingplichtige. De heffingskorting groene beleggingen gaat van 0,7% naar 0,1%. Per 1 januari 2027 vervallen de vrijstelling en heffingskorting groene beleggingen (amendement 36602, nr. 93);

  • Per 1 januari 2025 wordt het percentage van de eerste schijf van de vrije ruimte in de werkkostenregeling verhoogd van 1,92% naar 2%. Daarnaast wordt per 1 januari 2027 het percentage van de eerste schijf van de vrije ruimte verhoogd van 2% naar 2,16% (amendement 36602, nr. 93);

  • Fiscale constructies in de samenloop van de MIA en de Vamil worden afgeschaft (amendement 36602, nr. 90);

  • Bij het begin van de kalenderjaren 2025 en 2026 worden de maximale premiegrondslag voor het bepalen van de zogenoemde jaarruimte (pensioentekort); en de aftoppingsgrens van het pensioengevend loon, niet geïndexeerd (amendement 36602, nr. 90);

  • De giftenaftrek in de vennootschapsbelasting blijft in stand en de periodieke giftenaftrek in de inkomstenbelasting wordt verruimd van € 250.000 naar € 1,5 miljoen (amendement 36602, nr. 90);

  • De overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting gaat per 1 januari 2028 ook voor werkende eenverdieners gelden (amendement 36602, nr. 99);

  • Er wordt – met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2023 - een technische omissie gerepareerd omtrent de fiscale rekenregels inzake het nettopensioen (amendement 36602, nr. 63);

  • Het budget voor de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) wordt structureel verhoogd. De aftrek voor starters wordt verhoogd naar 50%. Het tarief van de eerste schijf wordt verhoogd naar 36%. De eerste schijf wordt verruimd van € 350.000 naar € 380.000 (amendement 36602, nr. 68);

  • De antifragmentatiemaatregel in de generieke renteaftrekbeperking wordt niet ingevoerd. Verder wordt de voorgenomen verhoging van het percentage van de generieke renteaftrekbeperking niet doorgevoerd. Dit betekent dat dit percentage niet wordt verhoogd tot 25%, maar tot 24,5% (amendement 36602, nr. 130);

  • De tarieven in de energiebelasting voor waterstof voor na 2030 moeten zo snel mogelijk worden vastgesteld. Daartoe wordt de opgenomen horizonbepaling daarvoor uit het wetsvoorstel gehaald, zodat de tarieven die vanaf 2026 gelden ook na 2030 van kracht blijven (amendement 36602, nr. 60);

  • De LPG-G3 kortingsregeling in de motorrijtuigenbelasting wordt niet afgeschaft per 1 januari 2026 (amendement 36602, nr. 66);

  • Er wordt meer tijd gegeven aan inhoudingsplichtigen en werknemers op de BES-eilanden om aan de nieuwe identificatieplicht te voldoen. De huidige inwerkingsdatum van 1 januari 2025 wordt opgeschoven naar 1 april 2025 (amendement 36604, nr. 10);

  • Enkele elementen uit het Belastingplan BES 2025 die samenhangen met de koppeling tussen het wettelijk minimumloon en de belastingvrije som worden uitgesteld voor de duur van minimaal een jaar (amendement 36604, nr. 11);

  • De maatregel uit de WAFB 2025 om de reikwijdte van de BOR en DSR ab te beperken tot gewone aandelen met een belang van 5% van het geplaatste kapitaal zullen tegelijk in werking treden als twee maatregelen uit de WAFB 2024. Het gaat om de familietoets en de verwateringsregeling. Dit zal gebeuren op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip (amendement 36610, nr. 11);

  • Zodra de salderingsregeling is afgebouwd moet er ook direct worden gestopt met het in rekening brengen van de terugleverkosten voor salderen. Verder moet de energierekening van huishoudens met zonnepanelen weer overzichtelijk en simpel worden (amendement 36611, nr. 16);

  • Vanaf de inwerkingtreding van de wet tot 1 januari 2030 mag de redelijke vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit worden vastgesteld op minimaal 50% van de voor de levering overeengekomen prijs (amendement 36611, nr. 17);

  • Kosten die samenhangen met het terugleveren door actieve afnemers mogen alleen in rekening worden gebracht bij die actieve afnemers (amendement 36611, nr. 21);

  • Er wordt verduidelijkt dat het verbod op een negatieve vergoeding voor hernieuwbare elektriciteit moet worden bezien over een periode van tenminste een maand (36611, nr. 7);

  • Het markttoezicht van de ACM wordt uitgebreid met toezicht op de beschikbaarheid van een concurrerend aanbod op terugleveringsovereenkomsten en kan in dat kader een bindende gedragslijn opleggen aan de leverancier of andere marktdeelnemer (amendement 36611, nr. 11);

  • Er komt overgangsrecht voor consumenten die een vaste overeenkomst voor bepaalde tijd hebben afgesloten vóór bekendmaking van de wet in het Staatsblad en die doorloopt tot nadat de salderingsregeling op 1 januari 2027 is beëindigd. Energiebedrijven moeten de voorwaarden van het contract kunnen aanpassen en de consument moet kosteloos kunnen opzeggen (amendement 36611, nr. 19);

  • De Minister van Klimaat en Groene Groei moet binnen drie jaar na het beëindigen van de salderingsregeling een verslag over de effecten van de wet naar het parlement sturen (amendement 36611, nr. 10).

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting, Vennootschapsbelasting, Milieuheffingen

Regelgevende instantie: Staten-Generaal

Editie: 15 november

Informatiesoort: VN Vandaag

Focus: Focus

204

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen