X is bestuurder van een coöperatie. De ontvanger stelt hem aansprakelijk voor (belasting)bedragen van de coöperatie. X maakt onder meer bezwaar tegen de hoogte van het belastingbedrag waarvoor hij aansprakelijk is gesteld. X stelt dat de informatie die de inspecteur heeft verzameld en waarop de naheffingsaanslag omzetbelasting is gebaseerd hem is onthouden.
De Hoge Raad spreekt zich uit over de informatieplicht van de Belastingdienst in procedures over aansprakelijkstellingen. Die informatieplicht is tweeledig omdat de procedure zowel betrekking kan hebben op de aansprakelijkstelling als zodanig, als op de omvang van de belastingschuld waarvoor de belanghebbende aansprakelijk is gesteld. Als dat laatste het geval is, is de ontvanger (die partij is in deze geschillen) verplicht om ook de relevante stukken over de omvang van de belastingschuld in te brengen. Deze verplichting bestaat op grond van art. 8:42 Awb, naast de verplichting van art. 49 lid 6 IW 1990 voor de ontvanger om de aansprakelijkgestelde desgevraagd te informeren over de belasting waarvoor hij aansprakelijk is gesteld. Dat de ontvanger voor het verkrijgen van de stukken medewerking nodig heeft van de inspecteur is een kwestie van interne organisatie binnen de Belastingdienst. De verplichting om de stukken te overleggen verdwijnt niet als de stukken zich niet meer onder de inspecteur bevinden. In de onderhavige procedure is de ontvanger te kort geschoten bij het verstrekken van de relevante stukken aan X en de bestuursrechter. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond en verwijst de zaak naar Hof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak, met inachtneming van dit arrest.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 29 juni