Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X de afwaardering van de lening niet ten laste van haar inkomen kan brengen. Volgens de rechtbank behoort de vordering op B namelijk niet tot het ondernemingsvermogen van X.

Belanghebbende, X, drijft een eenmanszaak. Medio 2011 leent zij € 36.000 aan B vof. De overeenkomst wordt in 2015 herzien. Daarbij worden geen zekerheden gesteld. X wil in 2013 een bedrag van € 12.000 op haar box 1-inkomen in aftrek brengen, in verband met oninbaarheid van de lening. De inspecteur is echter van mening dat aftrek niet mogelijk is, omdat de lening tot het privévermogen van X moet worden gerekend.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X de afwaardering van de lening niet ten laste van haar inkomen kan brengen. Volgens de rechtbank behoort de vordering op B namelijk niet tot het ondernemingsvermogen van X. De rechtbank wijst er daarbij op dat de vordering in de IB-aangiften 2012 en 2013 als box 3-vermogen is verantwoord. Verder merkt de rechtbank op dat de box 3-bezittingen in 2012 niet zijn gestegen ten opzichte van 2011, en dat de lening oorspronkelijk op eigen naam en uit vriendschap is verstrekt. Ook is daarbij nog van belang dat de rentebetalingen en de aflossingen door B hebben plaatsgevonden op de privébankrekening van X. Het gelijk is aan de inspecteur.

Lees ook het thema De onzakelijke lening

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 15 september

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen