De Hoge Raad oordeelt dat de uitbraak van het coronavirus in 2020 niet in algemene zin mag worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid die een verlenging rechtvaardigt van de redelijke termijn.
X is eigenaar van een hoekwoning en is het niet eens met de WOZ-waarde. X vindt dat de heffingsambtenaar de grondstaffels en KOUDV-factoren aan hem moet verstrekken. Omdat hij dit niet doet wil X een proceskostenvergoeding. De heffingsambtenaar geeft aan dat hij bij de waardebepaling geen gebruik maakt van grondstaffels en KOUDV-factoren en deze daarom niet kan verstrekken. Hof Den Haag verklaart het hoger beroep ongegrond. Met betrekking tot de ISV stelt het hof vast dat de coronapandemie een uitzonderlijke en onvoorzienbare situatie is die een verlenging van de redelijke termijn met vier maanden rechtvaardigt.
De Hoge Raad oordeelt dat de uitbraak van het coronavirus in 2020 niet in algemene zin mag worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid die een verlenging rechtvaardigt van de redelijke termijn. Dat gerechtsgebouwen een aantal maanden waren gesloten en verdaagde zittingen opnieuw moesten worden gepland, is daarbij niet van belang. De uitbraak van het coronavirus vormt alleen een bijzondere omstandigheid, als partijen waren uitgenodigd voor een onderzoek ter zitting in de periode waarin de gerechtsgebouwen in verband met de uitbraak van dit virus waren gesloten (de periode 17 maart 2020 tot en met 10 mei 2020) en het onderzoek ter zitting daarom opnieuw moest worden gepland. Nu daar geen sprake van is, heeft X recht op een ISV. De heffingsambtenaar moet een ISV van € 500 betalen.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 7:4
Wet waardering onroerende zaken 40
Wet waardering onroerende zaken 17
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 9 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag
Dossiers: Corona