Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht een uitdeling in aanmerking heeft genomen. Dat X op enige wijze van de schuld is bevrijd, zorgt voor een vermogensverschuiving als gevolg waarvan het bedrag ten gunste van X aan A bv is onttrokken.

Belanghebbende, X, houdt de aandelen in A bv. A bv houdt de aandelen in B bv. In 2003 wordt op de woning van de echtgenote van X een hypotheek gevestigd. Deze hypotheek wordt voor een groot deel gebruikt om schulden van X en de bv’s aan de bank te voldoen. In 2004 gaat B bv op in A bv. Uit de VPB-aangiften blijkt dat X een schuld heeft aan A bv. Deze loopt op van € 52.000 in 2004 tot € 329.000 in 2014. De schuld wordt in 2015 niet meer opgenomen en in 2016 wordt A bv opgeheven. De inspecteur is van mening dat ten aanzien van de schuld sprake is van een uitdeling. X stelt dat dat niet kan en dat hij juist een vordering op A bv heeft.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht een uitdeling in aanmerking heeft genomen. X maakt niet aannemelijk dat in 2015 nog een vordering op A bv bestaat. De rechtbank overweegt daarbij dat in 2003 vorderingen op de bv’s zijn ontstaan, en niet alleen op A bv. Verder is de vordering ook nooit opgenomen in de IB-aangiften van X en de VPB-aangiften van A bv. Daarnaast is de rechtbank van mening dat de schuld aan A bv niet is vervallen. X overlegt daarvan geen bewijs. De rc-schuld van X aan A bv nam in de jaren 2006 - 2011 toe met gelijke bedragen als de afname van de banksaldi van A bv. De rechtbank stelt daarnaast nog vast dat de winstuitdeling is gedekt door de aanwezige winst en sprake is van bewustheid van de bevoordeling bij zowel X als A bv. Het gelijk is aan de inspecteur. De aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 20 december

27

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen