Hof Amsterdam bevestigt de uitspraak van de rechtbank dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat X in 2012 een hoger bedrag heeft betaald aan kosten levensonderhoud kinderen dan de inspecteur al in aanmerking heeft genomen.

Belanghebbende, X, claimt over 2012 een aftrek van € 4.500 voor kosten van levensonderhoud voor zijn drie kinderen die jonger dan 21 jaar zijn en niet bij hem wonen. De inspecteur weigert de aftrek van € 2.250 voor het eerste en vierde kwartaal van dat jaar. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij in 2012 een hoger bedrag heeft betaald dan de inspecteur al in aanmerking heeft genomen. X gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Uit de overzichten van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) blijkt slechts van een betaling van € 800. X heeft stukken overlegd, waaruit blijkt dat niet alle aankopen betrekking hebben op het jaar 2012 en dat niet alle uitgaven zijn gedaan voor de niet-inwonende kinderen voor wie hij een onderhoudsverplichting heeft. Ook m.b.t. andere opgevoerde posten heeft X volgens het hof niet aannemelijk gemaakt dat hij de bedragen aan onderhoud kinderen heeft uitgegeven. Het hof verwerpt de stelling van X dat de rechtbank niet heeft gekeken naar de bedragen die hij rechtstreeks aan zijn kinderen heeft gegeven. Dit berust op een verkeerde lezing van de uitspraak van de rechtbank, omdat de rechtbank deze bewijsstukken volgens het hof wel heeft meegewogen maar te licht heeft bevonden om daaraan het gevolg te kunnen verbinden dat X zijn kinderen ook in het eerste en vierde kwartaal van 2012 in belangrijke mate heeft onderhouden.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 36

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 2

Wet inkomstenbelasting 2001 6.15

Wet inkomstenbelasting 2001 6.13

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 17 juni

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen