Advocaat-generaal Pauwels concludeert dat de uitkeringen uit het Duitse pensioen niet zonder meer als loon uit vroegere dienstbetrekking zijn aan te merken voor de toepassing van art. 3.81 Wet IB 2001.

X heeft tussen 1980 en 1997 in Duitsland gewoond. In 2018 woont hij in Nederland en ontvangt hij uitkeringen uit een Duitse Rentenversicherung (pensioen). Hiervoor heeft hij in Duitsland hij premies betaald. De premies voor dit pensioen zijn in Duitsland slechts voor 45% aftrekbaar. Over het overige deel van de premies wordt LB geheven. Nu X in 2018 uitkeringen ontvangt uit het pensioen, stelt hij dat Nederland geen IB mag heffen over het deel van de uitkeringen, waarvoor geen recht op aftrek bestaat in Duitsland. De inspecteur weigert de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting ten aanzien van het deel van de uitkering waarvoor geen aftrek is genoten. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat geen IB kan worden geheven over het deel van het pensioen waarvoor geen recht op aftrek bestaat. Volgens het hof moet op grond van art. 3.82 onderdeel b Wet IB 2001 een splitsing plaatsvinden: de uitkeringen uit het Duitse pensioen zijn belast in box 1 voor zover zij voortkomen uit het gedeelte van de aanspraak dat voortvloeit uit in Duitsland aftrekbare premies, en voor het overige deel is de aanspraak een box 3-bezitting. De staatssecretaris gaat in cassatie.

Advocaat-generaal Pauwels concludeert dat de uitkeringen uit het Duitse pensioen niet zonder meer als loon uit vroegere dienstbetrekking zijn aan te merken voor de toepassing van art. 3.81 Wet IB 2001. De uitkeringen uit het Duitse pensioen zijn slechts als zodanig aan te merken voor zover zij voortvloeien uit aanspraken die onder de omkeerregel vallen naar de maatstaven van de wettelijke bepalingen van de LB in de jaren waarin de aanspraken tot stand zijn gekomen. Volgens de A-G heeft de inspecteur echter in dit opzicht, ten aanzien van zijn stelling dat de uitkeringen uit het Duitse pensioen zijn aan te merken als loon uit vroegere dienstbetrekking, niet aan zijn stelplicht voldaan aangezien uit de processtukken niet blijkt dat de inspecteur ter zake stellingen heeft betrokken. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.82

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht

Editie: 23 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

629

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen