Belanghebbende, X bv, richt in december 2001 stichting E op. De stichting vormt een fonds met het doel daaruit uitkeringen te doen aan het personeel van X bv, niet zijnde uitkeringen vanwege ziekte, invaliditeit etc. Op het nettosalaris van de werknemers worden bedragen ingehouden, die aan de stichting worden afgedragen. Daarnaast stort X bv als werkgever eenzelfde bedrag in het fonds. In de jaren 2002 tot en met 2007 heeft de stichting, verschillende uitkeringen gedaan aan de werknemers van X bv. De uitbetaalde bedragen werden onder meer aangewend voor kosten van een verbouwing, rijlessen van kinderen, aankoop van meubilair en vakanties. De inspecteur legt X bv drie naheffingsaanslagen loonbelasting/premie volksverzekeringen op, omdat de uitkeringen volgens hem niet zijn aan te merken als vrijgesteld loon in de zin van artikel 11, eerste lid, onderdeel n, Wet LB 1964. Volgens de inspecteur moet het fonds vijf jaar bestaan voordat daaruit vrijgestelde uitkeringen kunnen worden gedaan. X bv gaat in beroep.
Rechtbank Arnhem overweegt dat de tekst en de wetsgeschiedenis van de vrijstelling geen aanleiding geven te eisen dat het fonds ten minste vijf jaren moet bestaan (zie ook: Hof Arnhem 16 februari 2010, nrs. 08/00481 en 08/00492, VN 2010/35.12). Anders zou een fonds in een periode van vijf jaar vanaf haar oprichting in het geheel geen vrijgestelde uitkeringen kunnen doen, dat wil zeggen ook geen uitkeringen waarvan het sociale ondersteuningskarakter buiten twijfel is. Volgens de rechtbank moet de vijfjaarsperiode worden gezien als een verlichting van de bewijslast dat werkgevers niet meer dan werknemers hebben bijgedragen. De beroepen zijn gegrond. De naheffingsaanslagen worden vernietigd.