X is een VOF die vanaf 1 juni 2017 een horecagelegenheid drijft op de benedenverdieping van een voormalige watertoren in Den Bosch. In geschil is de aanslag precariobelasting voor de periode 1 juni 2017 tot en met 31 december 2017 voor het hebben van terrassen op gemeentegrond. Voor de periode 1 juni 2017 tot 12 oktober 2017 hanteert de heffingsambtenaar op grond van opgewekt vertrouwen het verlaagde tarief dat geldt voor het gebied buiten de stadswallen. Per 12 oktober 2017 heeft de gemeente X duidelijk laten weten dat het verhoogde tarief geldt voor panden gelegen binnen de stadswallen. Daarom geldt voor die periode het verhoogde tarief. X is het met dat laatste niet eens.
Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat X zich voor de periode vanaf 12 oktober 2017 tot en met 31 december 2017 tevergeefs beroept op het vertrouwensbeginsel. De verklaring vanuit de gemeente dat het pand van X buiten de stadswallen is gelegen en daarom deelt in het lagere tarief, is volgens de rechtbank een voor X kenbare omissie. Gelet op de ligging van het pand en hetgeen X op zitting heeft verklaard acht de rechtbank het aannemelijk dat X redelijkerwijs moeten hebben geweten dan wel behoorde te begrijpen dat de uitlating van de gemeente niet juist was. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt dan ook. De rechtbank acht de onderverdeling tussen de gebieden binnen de stadswallen (hoge tarief) en buiten de stadswallen (lage) tarief niet onredelijk of willekeurig.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 17 oktober