Rechtbank Den Haag oordeelt dat het in rekening brengen van belastingrente ook mogelijk is als de belastingplichtige geen verwijt treft en ook als dit volgens de Staatssecretaris van Financiën daarom onredelijk zou zijn.
De heer X ontvangt lijfrente-uitkeringen, waarover € 2521 inkomensafhankelijke premie zorgverzekeringen wordt ingehouden. Uit overleg tussen de inspecteur en de verzekeraar blijkt dat dit teveel is. Los van de door X ingediende IB-aangifte is daarom medio 2016 een teruggaafbeschikking vastgesteld van € 1694. Aangezien de lijfrente-uitkering niet conform de polis is uitgekeerd, betaalt de verzekeraar € 2521 aan X uit met een tegemoetkoming voor de door X verschuldigde belastingrente. In geschil is of in 2018 terecht € 1694 van X wordt teruggevorderd. Daarnaast is € 117 belastingrente in rekening gebracht.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de terugvordering conform de wet is en dat het in rekening brengen van belastingrente ook mogelijk is als de belastingplichtige geen verwijt treft. Anders dan in een brief van de Staatssecretaris van Financiën staat (zie V-N 2018/40.20), is het ontbreken van verwijtbaarheid geen wettelijke grond om van het in rekening brengen van belastingrente af te zien. Het is dan ook te betreuren dat deze uitlating is gedaan zonder dat tegelijkertijd een juridische mogelijkheid is verschaft om de – kennelijk ongewenste uitkomsten – te voorkomen. Wat dan overblijft, is slechts stoere taal met als gevolg dat de rechtszoekende ook nog eens op het verkeerde been wordt gezet, en thans opnieuw zijn neus moet stoten. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:97
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30h
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 23 november