X is gebruiker van een pand dat zij gebruikt als crèche/peuterspeelzaal. In geschil is de WOZ-waarde die is bepaald op de gecorrigeerde vervangingswaarde. X stelt dat de heffingsambtenaar bij het bepalen van de technische veroudering ten onrechte rekening heeft gehouden met een restlevensduur voor het verouderde pand.
Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de technische veroudering van het pand. De rechtbank wijst erop dat de term ‘technische afschrijving’ die partijen gebruiken niet terugkomt in de WOZ-regelgeving. Het gebruik van deze term kan tot het misverstand leiden dat het bij de bepaling van de factor wegens technische veroudering gaat om een (gelijkmatige) verdeling van de aanschaffings- of voortbrengingskosten over een bij de ingebruikneming van het pand bepaald aantal jaren, tot de vooraf bepaalde restwaarde is bereikt. Het bepalen van de gecorrigeerde vervangingswaarde gebeurt echter elk jaar opnieuw, waarbij ook elk jaar opnieuw de grootheden worden bepaald om de technische veroudering te bepalen (te weten: de herbouwwaarde, de resterende levensduur en de restwaarde). In dit geval maakt de heffingsambtenaar aannemelijk, vooral vanwege het ontbreken van concrete sloop- of renovatieplannen, dat op de waardepeildatum in geding de resterende levensduur juist is bepaald. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 17 september