X ontvangt in één geschrift de WOZ-beschikking en aanslag OZB voor zijn woning. Tegen beide beschikkingen maakt X bezwaar. Het bezwaar van X tegen de OZB-aanslag is alleen gebaseerd op het argument dat de WOZ-waarde van zijn woning te hoog is vastgesteld. Na ontvangst van de uitspraak op bezwaar, stelt X de heffingsambtenaar in gebreke wegens het niet doen van uitspraak op bezwaar tegen de aanslag OZB. In geschil is of de gemeente in verband hiermee een dwangsom verschuldigd is.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X na de ontvangst van de uitspraak op bezwaar de gemeente ten onrechte in gebreke heeft gesteld voor het niet doen van uitspraak op zijn bezwaar tegen de aanslag OZB. Uit het wettelijke systeem volgt dat een bezwaar tegen een WOZ-beschikking ook geacht wordt te zijn gericht tegen de aanslag OZB en omgekeerd. De uitspraak op bezwaar tegen beide beschikkingen geschiedt in één geschrift. Uit de correspondentie blijkt dat de heffingsambtenaar van deze samenhang tussen de WOZ en OZB op de hoogte is. Verder wordt uit de onderwerpaanduiding duidelijk dat de beslissing op bezwaar zich tevens uitstrekt tot het bezwaar tegen OZB-aanslag. Het hof acht het volstrekt onaannemelijk dat X nog in onzekerheid verkeerde over de inhoud van de uitspraak met betrekking tot de OZB (ongegrond of niet-ontvankelijk). De rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en het achterwege blijven van dwangsombeschikkingen terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 30
Wet waardering onroerende zaken 24
Algemene wet bestuursrecht 4:19
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 17 april