X vof doet LB-aangifte en draagt de loonheffing af, maar maakt vervolgens bezwaar tegen de afdracht. Volgens haar is namelijk geen sprake van loon. X vof stelt de inspecteur daarna schriftelijk in gebreke, omdat niet tijdig is beslist op het bezwaar en verzoekt alsnog binnen twee weken uitspraak op bezwaar te doen. Binnen twee weken verklaart de inspecteur het bezwaar gegrond, maar maakt hierbij het voorbehoud dat het boekenonderzoek nog niet is afgesloten en dat de aangifte dus niet inhoudelijk is beoordeeld. X vof stelt dat de inspecteur aldus geen uitspraak op bezwaar heeft gedaan en de maximale dwangsom van € 1260 heeft verbeurd. Volgens Rechtbank Den Haag maakt X vof niet aannemelijk dat vooraf met de inspecteur was afgesproken dat in de uitspraak een standpunt zou worden ingenomen over de inhoudingsplicht. Van een weigering om een besluit te nemen, is dus geen sprake. X vof claimt vergeefs een bezwaarkostenvergoeding, aangezien het om haar eigen aangifte ging. X vof gaat in hoger beroep. Hof Den Haag oordeelt dat het de inspecteur vrij staat om het bezwaar vanwege tijdsdruk en omdat niet alle gegevens voorhanden zijn zonder inhoudelijke toets toe te wijzen. Het maakt niet uit dat X vof met het bezwaar een inhoudelijk oordeel van de inspecteur wilde krijgen en dat de inspecteur dat ook heeft geweten. De inspecteur heeft geen beginsel van behoorlijk bestuur of een andere rechtsregel geschonden. Het beroep van X vof is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Algemene wet bestuursrecht 4:17