Belanghebbende, X, is het niet eens met een drietal uitnodigingen tot betaling van douanerechten die de inspecteur hem heeft opgelegd. Na vernietiging van de uitnodigingen tot betalingen is alleen nog in geschil of X in aanmerking komt voor een integrale proceskostenvergoeding.
Hof Amsterdam oordeelt dat de uitspraak op bezwaar in de onderhavige zaak niet aangemerkt kan worden als een beslissing tegen beter weten in. Weliswaar heeft de inspecteur een standpunt ingenomen over de uitnodigingen tot betaling dat niet overeenstemt met een eerder oordeel van Hof Amsterdam, maar dat is niet voldoende. De onduidelijkheid die in de eerdere hofzaak bestond over de vraag of de certificaten al dan niet door de bevoegde autoriteiten waren afgegeven, bestond in de onderhavige zaak niet. Nu geen sprake is van een uitspraak op bezwaar tegen beter weten in, claimt X tevergeefs een integrale proceskostenvergoeding. Het hoger beroep van X is wel gegrond omdat partijen zich ter zitting van het hof eenparig op het standpunt hebben gesteld dat X voor een bedrag van € 275,96 in aanmerking komt voor een vergoeding van reis- en verletkosten.
Wetsartikelen:
Besluit proceskosten bestuursrecht 2-3
Algemene wet bestuursrecht 8:75