De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State spreekt zich uit over de mogelijkheden en onmogelijkheden voor de Belastingdienst/Toeslagen om de hoogte van de toeslagen te wijzigen als later blijkt dat sprake is geweest van toeslagpartnerschap.

De Belastingdienst/Toeslagen herziet de voorschotten zorgtoeslag van B over de jaren 2015 t/m 2018 nadat is gebleken dat B in die jaren een toeslagpartner had (A).

De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State spreekt zich uit over de mogelijkheden en onmogelijkheden voor de Belastingdienst/Toeslagen om de hoogte van de toeslagen te wijzigen als later blijkt dat sprake is geweest van toeslagpartnerschap. De afdeling oordeelt anders dan de rechtbank dat de Belastingdienst/Toeslagen de voorschotten zorgtoeslag van B mocht herzien naar een lager bedrag nadat de fiscus op de hoogte raakte van het partnerschap van B met A. Het had op de weg van A en B gelegen om Toeslagen zelf te informeren over hun partnerschap. Het vaststellen van de zorgtoeslag van B op nihil is voorts niet in strijd met het vertrouwensbeginsel. Dat betekent echter niet dat de Belastingdienst/Toeslagen ook per definitie bevoegd is om het volledige bedrag van de ten onrechte ontvangen voorschotten terug te vorderen. Omdat A en B al jarenlang fiscaal partner waren voor de IB/PVV is een volledige terugvordering niet evenredig. De afdeling matigt de terugvordering tot 50% van de ten onrechte door B ontvangen toeslagen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet

Instantie: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Editie: 14 juni

20

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen