X is bezig met de ontwikkeling van een uitvinding. In 2012 maakt hij € 33.489 aan kosten, die hij in zijn IB-aangifte 2012 in aftrek brengt. De inspecteur staat aftrek niet toe, omdat er geen sprake is van een bron van inkomen.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat er geen sprake is van een bron van inkomen. X heeft dan ook geen recht op aftrek van de gemaakte kosten. De rechtbank overweegt daarbij dat X in 2012 redelijkerwijs niet mocht verwachten dat de uitvinding hem, in de (nabije) toekomst, voordeel zou opleveren. De rechtbank acht daarbij van belang dat X zich tot aan begin 2014 bezig heeft gehouden met de ontwikkeling van de uitvinding, en dat het plan was om het concept in 2014 af te ronden, en vervolgens de stap te maken tot het verkopen van het product. Omdat er nog onvolkomenheden aan het product kleefden, is er in 2015 en 2016 ook nog een ontwikkelingsslag gemaakt. Vervolgens merkt de rechtbank op dat het er voor gehouden moet worden dat het product in 2012 niet al zodanig was ontwikkeld dat daarvan in de nabije toekomst een positief resultaat kon worden verwacht. Ook heeft X verder geen stukken overgelegd waaruit het tegendeel kan blijken, in die zin dat er in 2014 of latere jaren potentiële afnemers of kopers van het product waren, dan wel dat derden concrete commerciële belangstelling voor het product hadden. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 27 juni