X is een ondernemingspensioenfonds. X verzorgt de pensioenregeling van een aantal werkgevers op grond van de Pensioenwet. De werkgevers sluiten met hun werknemers pensioenovereenkomsten. X en de werkgevers sluiten een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in de Pensioenwet, waarbij partijen één bijdrage/premie van 19,5% van het pensioengevend salaris overeenkomen. Deze bijdrage/premie bestaat uit 18,2% van het pensioengevend salaris voor de financiering van de uit het pensioenreglement voortvloeiende pensioenen en een bijdrage/premie van 1,3% van het pensioengevend salaris voor de uitvoeringskosten. Partijen nemen in de Uitvoeringsovereenkomst niets op over een splitsing van activiteiten van X aan de werkgevers in een deel voor uitvoerings-/administratiediensten en een ander deel. De pensioenuitvoering van X bevat zowel het beheer en beleggen van de ingelegde premies als administratieve taken met betrekking tot de inning van die premies.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X geen recht heeft op aftrek van voorbelasting, omdat de werkzaamheden die X op grond van de Uitvoeringsovereenkomst verricht voor de werkgevers kwalificeren als een BTW-vrijgestelde verzekeringshandelingen. De door X verrichte administratie-/uitvoeringswerkzaamheden zijn onlosmakelijk verbonden met de andere werkzaamheden op grond van de Uitvoeringsovereenkomst. Er is sprake van één ondeelbare prestatie en er zijn geen andere werkzaamheden te onderscheiden voor de BTW dan de uitvoering van de pensioenovereenkomsten. De administratieve werkzaamheden maken daar onderdeel van uit.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 18 juli