In de hoofdlijnenbrief constitutionele toetsing spreekt het kabinet een voorkeur uit voor een model, waarin gespreide toetsing mogelijk is van in werking getreden wetten aan een aantal met name genoemde bepalingen van de Grondwet, waarbij de rechter in een bindend rechterlijk oordeel de wet of wetsbepaling buiten toepassing kan laten wegens strijd met de Grondwet. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister voor Rechtsbescherming hebben de hoofdlijnenbrief naar de Tweede Kamer gestuurd.
Het kabinet heeft een voorkeur voor toetsing aan de klassieke vrijheidsrechten. Het kabinet meent dat de optie van gespreide toetsing het meest in de rede ligt, gelet op het doel van constitutionele toetsing en inpasbaarheid in het stelsel. Een constitutioneel hof is geen noodzakelijke voorwaarde voor constitutionele toetsing en minder goed inpasbaar in het rechtsbestel en evenmin in het staatsbestel. De instelling van een constitutioneel hof zou daarom niet in de rede liggen. Constitutionele toetsing door de rechter heeft, uit oogpunt van rechtsbescherming, meerwaarde voor burgers wanneer die ex post geschiedt ten opzichte van een toetsing ex ante. Constitutionele toetsing door de rechter zou moeten uitmonden in een (juridisch) bindend oordeel. Bij onverenigbaarheid van de wet(sbepaling) met de Grondwet zou de rechter moeten kunnen besluiten om de wet(sbepaling) buiten toepassing te laten.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Regelgevende instantie: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Editie: 13 juli
Carrousel: Carrousel