Rechtbank Noord-Nederland oordeelt over bepaling van de hoogte van de totaalwinst na beëindiging van erfpachtrecht, terugkooprecht en verkoop van de grond aan een derde. De gevolgen van het Fagoed-arrest zijn begrensd tot de jaarwinstbepaling.
X en Y exploiteren een akkerbouwbedrijf in firmaverband. Ze verkopen landbouwgronden onder gelijktijdige vestiging van een tijdelijk erfpachtrecht met tussentijdse terugkoopoptie. Deze transacties zijn fiscaal in de jaarwinst verwerkt als een financiering, waarbij de eigendom op de balans van X en Y is blijven staan, e.e.a. in overeenstemming met het Fagoed arrest. X en Y maken gebruik van de tussentijdse terugkoopoptie en verkopen de gronden direct na terugkoop weer door. In geschil is de hoogte van de landbouwvrijstelling op de winst die daarbij gerealiseerd is.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de landbouwvrijstelling niet van toepassing is. Voor de contractuele verhoging van 20% van de terugkoopsom is die niet van toepassing, omdat dit onderdeel is geworden van de verkrijgingsprijs voor het bloot eigendom van de grond. De boekwaarde van de grond is hierdoor verhoogd. Dit geldt in gelijke zin voor de toegepaste indexaties op de (als zodanig geregistreerde) geldlening. De rechtbank geeft aan dat het Fagoed-arrest de mogelijkheid biedt om de erfpachtfinanciering tijdens de looptijd van de erfpachtovereenkomst voor de jaarwinstbepaling als een geldlening te behandelen, maar aan dit arrest geen gevolgen kunnen worden verbonden voor de bepaling van de hoogte van de totaalwinst.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet inkomstenbelasting 2001 3.12
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Dossiers: Agro
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 7 maart