De Hoge Raad oordeelt dat B bv niet in sector 35 kan worden ingedeeld. De aard van de met de werknemers gesloten arbeidsovereenkomsten is namelijk bepalend voor de sectorindeling van uitzendbureaus, en niet de aard van de werkzaamheden.

De inspecteur stelt vast dat belanghebbende, X bv, en haar (middellijke) dochtervennootschappen zijn aangesloten bij dezelfde sector. Een uitzondering geldt voor A bv en B bv. A bv en B bv zijn uitzendbureaus. De werknemers van B bv worden uitsluitend uitgezonden in de zorgsector. X bv stelt dat B bv ook moet worden ingedeeld in de sector Gezondheid (sector 35). Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de bedrijfsuitoefening van B bv niet behoort tot de takken van bedrijf en beroep van de sector Gezondheid, geestelijke en maatschappelijke belangen. Hieraan doet volgens het hof niet af dat de werknemers van B bv worden uitgezonden naar bedrijven in de vaksector Gezondheid. Het hof wijst er op dat de bedrijfsuitoefening van B bv het drijven van een uitzendbureau is.

De Hoge Raad oordeelt dat de aard van de met de werknemers gesloten arbeidsovereenkomsten bepalend is voor de sectorindeling van uitzendbureaus, en niet de aard van de werkzaamheden. Dit blijkt volgens de Hoge Raad uit Bijlage 1 bij de Regeling Wfsv. Verder overweegt de Hoge Raad nog dat naar het inzicht van de regelgever de aard van de arbeidsovereenkomsten een zodanige invloed heeft op de kans dat werknemers van uitzendbedrijven werkloos zullen worden, dat daardoor indeling in de Uitzendsector geboden is, ongeacht de aard van de verrichte werkzaamheden. Daarbij acht de Hoge Raad niet van belang dat een uitzendbeding als bedoeld in art. 7:691 lid 2 BW wordt overeengekomen. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet financiering sociale verzekeringen 95

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing

Instantie: Hoge Raad

Editie: 12 januari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen