Advocaat-generaal Wattel concludeert dat de wetgever met art. 13 lid 7 Wet VPB 1969 het oog had op (nagenoeg) perfect hedges. Uit de wetsgeschiedenis volgt namelijk dat de wetgever valutaresultaten op leningen alleen vrij wil stellen voor zover zij het valutarisico op buitenlandse deelnemingen ‘uit economisch oogpunt’ afdekken.

X BV maakt onderdeel uit van een internationaal concern. Zij voert als valuta de euro. In 2017 neemt X BV van een zustervennootschap een deelneming over in de Noorse vennootschap B AS. Daarnaast neemt X BV per saldo een schuldpositie van € 923 mln over en financiert dit met een USD-lening. B AS voert als valuta de Noorse Kroon (NOK) in haar jaarrekening en aangifte. De waarde van de bezittingen van B AS zijn nagenoeg geheel afhankelijk van de olieprijs in USD. X BV verzoekt de inspecteur om bij voor bezwaar vatbare beschikking vast te stellen dat de USD-geldlening strekt tot het afdekken van een valutarisico. De inspecteur wijst het verzoek af. In geschil is of de USD-lening strekt tot het afdekken van een valutarisico dat met de deelneming B AS wordt gelopen als bedoeld in art. 13 lid 7 Wet VPB 1969. Rechtbank Den Haag oordeelt dat dit het geval is. Hof Den Haag oordeelt dat X BV is geslaagd in de op haar rustende bewijslast dat de USD-lening dient ter afdekking van een valutarisico dat zij met de deelneming in B AS loopt zoals bedoeld in art. 13 lid 7 Wet VPB 1969. Uit de wettekst en de wetsgeschiedenis volgt volgens het hof niet dat geen beschikking op grond van art. 13 lid 7 Wet VPB 1969 hoeft te worden gegeven als sprake is van een voor de X BV indirect valutarisico of als sprake is van een imperfecte hedge. De staatssecretaris gaat in cassatie.

Advocaat-generaal Wattel concludeert dat de wetgever met art. 13 lid 7 Wet VPB 1969 het oog had op (nagenoeg) perfect hedges en niet ook op slechts effective hedges. Uit de wetsgeschiedenis volgt namelijk dat de wetgever valutaresultaten op leningen alleen vrij wil stellen voor zover zij het valutarisico op buitenlandse deelnemingen ‘uit economisch oogpunt’ afdekken. De A-G stelt daarbij aan de hand van de omstandigheden vast dat de hedge niet perfect is. Verder laten de vastgestelde feiten en het dossier volgens de A-G geen andere conclusie toe dan dat de deelneming niet gelijkgesteld kan worden met een USD-vermogensbestanddeel en dat de dollar de facto niet als haar functionele valuta beschouwd kan worden. De A-G adviseert de Hoge Raad om het beroep in cassatie van de staatssecretaris gegrond te verklaren en de zaak zelf af te doen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13

Instantie: Hoge Raad (Parket)

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Editie: 16 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

Focus: Focus

51

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen