Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de redelijke termijn met ruim twee jaar is overschreden en stelt de schadevergoeding vast op € 2500. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Belanghebbende (X) drijft een uitzendbureau in de vorm van een eenmanszaak. Die eenmanszaak wordt per 20 december 2001 voortgezet door een bv waarvan belanghebbende dga is. Na een boekenonderzoek legt de inspecteur een LB-naheffingsaanslag op naar het anoniementarief en geeft daarbij een boetebeschikking. Bij uitspraak op bezwaar van 6 juli 2007 zijn de naheffingsaanslag en de boete verminderd. Hof Arnhem oordeelt in hoger beroep dat de redelijke termijn in de bezwaarfase is overschreden en vermindert daarom de boete. Het hof wijst belanghebbendes verzoek om toekenning van (overige) schadevergoeding af omdat het hof het niet aannemelijk acht dat de lange behandelingsduur heeft geleid tot schade aan de bedrijfsvoering of het faillissement van de bv, en niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende hierdoor overigens schade heeft geleden. De Hoge Raad oordeelt dat ook in zuivere belastinggeschillen een schadevergoeding aan de orde kan zijn bij overschrijding van de redelijke termijn. Of de redelijke termijn is overschreden, moet worden beoordeeld aan de hand van de uitgangspunten die gelden bij fiscale boeten. Hierbij moet het moment waarop de inspecteur het bezwaarschrift ontvangt als begin van de termijn worden aangemerkt. De vergoeding bedraagt volgens de Hoge Raad € 500 per half jaar overschrijding, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch. Voor het verwijzingshof is in geschil of de boete € 93,6 mln bedraagt of € 2500.Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 13 januari 2012, 11/00418) oordeelt dat de redelijke termijn met ruim twee jaar is overschreden en stelt de schadevergoeding vast op € 2500. Verder overweegt het hof nog dat belanghebbende niets heeft gesteld over de duur van de overschrijding van de redelijke termijn en dat hij zijn eis tot vergoeding van schade tot een bedrag van € 93,6 mln onvoldoende heeft onderbouwd. Volgens het hof is niet aannemelijk geworden dat belanghebbende schade heeft geleden tot het door hem gestelde bedrag. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 5 september

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen