Hof 's-Gravenhage overweegt dat de inspecteur niet verplicht was de definitieve aanslag op dezelfde onjuiste wijze als de voorlopige aanslag vast te stellen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Belanghebbende, X, heeft over het jaar 2002 een uitkering van het UWV ontvangen. Van A ontvangt hij loon. Daarnaast exploiteert X een onderhouds- en aannemersbedrijf in de vorm van een eenmanszaak. X doet de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2004 digitaal. Bij het vaststellen van de voorlopige aanslag 2004 heeft de inspecteur op basis van de door X in de aangifte vermelde vermogensvergelijking een verlies uit onderneming in aanmerking genomen. De inspecteur stelt de definitieve aanslag in afwijking van de voorlopige aanslag vast en neemt winst in aanmerking. Oorzaak is een geconstateerde discrepantie tussen de verlies- en winstrekening en de digitaal ingevoerde vermogensvergelijking. Het verschil werd onder meer veroorzaakt door een dubbeltelling van een passiefpost in de vermogensvergelijking. Bij het vaststellen van de definitieve aanslag gaat de inspecteur uit van de gegevens die X zelf heeft vermeld in de winst- en verliesrekening, omdat daarin de opbrengsten en kosten van de onderneming zijn vermeld. X komt uiteindelijk in hoger beroep.Hof 's-Gravenhage (MK III, 14 december 2011, BK-10/00439, V-N 2012/14.2.1) overweegt dat de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag mocht uitgaan van de gegevens uit de winst- en verliesrekening bij gebrek aan andere gegevens over de opbrengst en de kosten van de onderneming. Het karakter van de voorlopige aanslag brengt mee dat wanneer deze aanslag onjuist is, de inspecteur niet verplicht is de definitieve aanslag op dezelfde wijze onjuist vast te stellen. De omstandigheid dat een aangifteprogramma na het invoeren van de gegevens winst of verlies als resultaat laat zien en geen waarschuwing geeft bij een discrepantie, leidt nog niet tot de gevolgtrekking dat sprake is van een systeemfout die voor rekening van de inspecteur zou moeten komen. Het hoger beroep is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 13 september

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen