Rechtbank Zutphen oordeelt dat het beroep van X tegen de tweede uitspraak op bezwaar ontvankelijk is en vernietigt de tweede uitspraak.
Aan X wordt een aanslag OZB-gebruik opgelegd. De heffingsambtenaar van de gemeente Epe heeft de aanslag na bezwaar verminderd. X heeft nogmaals bezwaar gemaakt, welk bezwaar de heffingsambtenaar ongegrond verklaardart. X heeft hiertegen beroep ingesteld. Rechtbank Zutphen verklaart het beroep van X tegen de tweede uitspraak op bezwaar gegrond. Volgens de Hoge Raad is een tweede uitspraak op bezwaar, zonder tussenkomst van de rechter, niet aan te merken als een beslissing waartegen op grond van art. 7:1 lid 2 Awb beroep kan worden ingesteld (HR 20 januari 2012, nr. 10/02678, LJN BT1516). De rechtbank overweegt dat het niet zo kan zijn dat de rechtsgevolgen van een ten onrechte gedane tweede uitspraak in stand kunnen blijven. Het kan niet de bedoeling van de Hoge Raad zijn dat een beroep tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar niet op grond van art. 7:1 lid 2 Awb zou kunnen worden ingesteld. De consequentie daarvan zou immers zijn dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk zou moeten verklaren. De rechtbank zal dan ook, om de rechtsgevolgen van de uitspraak teniet te kunnen doen, het beroep daartegen ontvankelijk en gegrond verklaren en de uitspraak vernietigen. Er is grond voor toekenning van een proceskostenvergoeding in afwijking van de forfaitaire bedragen, omdat de heffingsambtenaar had behoren te weten dat de tweede uitspraak in rechte geen stand zou kunnen houden. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar tot het vergoeden van proceskosten overeenkomstig het Bpb, omdat de door X geclaimde kosten niet kwantificeerbaar zijn.

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Zutphen

Editie: 18 september

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen