Rechtbank 's-Gravenhage acht onder de gegeven omstandigheden het uitgangspunt van de inspecteur dat de verzwegen inkomsten uit de hennepkwekerij volledig aan X ten goede zijn gekomen niet redelijk. De helft van de inkomsten kan aan de derde met wie hij de kwekerij heeft opgezet worden toegerekend.
Belanghebbende, X, is een zelfstandig ondernemer met een timmerbedrijf. Hij is door de strafrechter veroordeeld voor (het medeplegen van) hennepteelt over de periode 1 november 2008 t/m 5 februari 2009 en tot betaling van € 7.880 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Bij de aanslagregeling IB 2009 wijkt de inspecteur af van de ingediende aangifte en belast € 28.881 aan inkomsten uit de hennepkwekerij als ROW. Daarbij is van belang dat eventuele kosten die met de kwekerij samenhangen van aftrek zijn uitgesloten. X gaat in beroep en stelt dat hij slechts één oogst heeft gehad, die volledig ten goede is gekomen aan een derde met wie hij de kwekerij heeft opgezet. De inspecteur stelt daarentegen dat de opbrengst volledig aan X ten goede is gekomen.Rechtbank 's-Gravenhage is het niet eens met de inspecteur en neemt daarbij het vonnis van de strafrechter in aanmerking. De strafrechter acht bewezen dat X ‘tezamen en in vereniging met een ander of anderen' hennepplanten heeft geteeld. Bovendien heeft X ter zitting geloofwaardig verklaard dat hij de kwekerij samen met een derde heeft opgezet. Onder die omstandigheden acht de rechtbank het redelijk, net als de strafrechter in zijn ontnemingsvonnis, dat de opbrengst van de gerealiseerde oogst voor de helft aan X en voor de helft aan zijn medepleger wordt toegerekend. De rechtbank rekent de helft van € 28.881, dus € 14.441, toe aan X. Dientengevolge wordt het bijdrage-inkomen voor de Zvw van X ook verminderd, evenals de heffingsrente en de vergrijpboete, al blijft het boetepercentage van 50 gehandhaafd.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage
Editie: 21 september
0