Het grote verschil in boeten voor IB-plichtigen en VPB-plichtigen is volgens Hof Amsterdam geoorloofd. Volgens het hof is de wetgever namelijk gebleven binnen de aan haar toekomende beoordelingsruimte.
De inspecteur legt een verzuimboete van € 2.460 op aan belanghebbende, X bv, in verband met de te late indiening van de VPB-aangifte over het jaar 2009. X bv is het daar niet mee eens en stelt dat de omstandigheid dat de aangifte te laat is ingediend volledig aan haar gemachtigde is te wijten. Verder wijst X bv er op dat er sprake is van een eerste aangifteverzuim voor de VPB en dat de boete discriminatoir is, omdat een vergelijkbare boete voor de IB slechts € 226 bedraagt. Rechtbank Haarlem oordeelt dat X bv onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar geen enkel verwijt treft. Het gelijk is volgens de rechtbank aan de inspecteur.Hof Amsterdam verwerpt het beroep van X bv op avas. Het hof wijst er hierbij op dat in het recente verleden ook al aangiften te laat waren ingediend. Volgens het hof had X bv daarom niet kunnen volstaan met het telefonisch aansporen van de gemachtigde, maar had X bv actiever moeten optreden. Ook is er volgens het hof geen ruimte voor matiging van de boete. Het hof acht daarbij van belang dat X bv niet heeft gecontroleerd of de gemachtigde haar verzoek om de aangifte tijdig in te dienen ook had opgevolgd. Ook is de wetgever volgens het hof, met betrekking tot het verschil in behandeling ten aanzien van de boete voor IB-plichtigen en VPB-plichtigen, gebleven binnen de aan haar toekomende beoordelingsruimte. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
1