Hof 's-Gravenhage oordeelt dat X aannemelijk maakt dat hij een gemeenschappelijke huishouding met B voerde. Hij moet dan ook worden aangemerkt als verkrijger in tariefgroep I.
In 2006 overlijdt mevrouw B. In haar testament benoemt zij belanghebbende, X, als haar enige erfgenaam. X is van mening dat hij voor het successierecht moet worden aangemerkt als verkrijger in tariefgroep I. De inspecteur is echter van mening dat X moet worden aangemerkt als verkrijger in tariefgroep III. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat X moet worden aangemerkt als verkrijger in tariefgroep I. De rechtbank overweegt daarbij onder andere dat X sinds september 1994 stond ingeschreven op het adres waar B reeds woonde en tot haar overlijden is blijven wonen. Verder acht de rechtbank van belang dat bij de berekening van de AOW-uitkering van B rekening is gehouden met het feit dat ze een partner had en dat X en B voor de IB-heffing als fiscale partners werden aangemerkt.Hof 's-Gravenhage bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Volgens het hof heeft de rechtbank X terecht aangemerkt als verkrijger in tariefgroep I. Het hof acht hierbij nog mede van belang dat X de woning die hij met B bewoonde in zijn IB-aangiften als eigen woning aanmerkte. Verder wijst het hof er nog op dat de inspecteur voor de jaren 2002-2004 heeft geweigerd om de alleenstaande ouderkorting aan B te verlenen. Het hof vermindert de aanslag.
1