Rechtbank Breda oordeelt dat de navorderingsaanslagen redelijk voortvarend zijn opgelegd, aangezien de verwerking van de grote hoeveelheid door België aangeleverde gegevens tot een projectmatige landelijke aanpak noopte. De plaatselijke inspecteur heeft zelf binnen twee maanden concrete actie ondernomen richting de echtgenote van de heer X.
Aan de heer X (belanghebbende) zijn in het kader van het "Bank Zonder Naam"-project navorderingsaanslagen over 1995 (IB) en 1996 (VB) opgelegd. Zijn echtgenote is namelijk geïdentificeerd als rekeninghouder bij Van Lanschot Bankiers in Luxemburg en X had destijds een hoger persoonlijk inkomen dan zijn echtgenote. Het project is begin 2005 gestart, terwijl de aanslagen pas eind 2007 aan X zijn opgelegd. X stelt dat hierdoor het evenredigheidsbeginsel is geschonden.Rechtbank Breda oordeelt dat de aanslagen redelijk voortvarend zijn opgelegd, aangezien de verwerking van de grote hoeveelheid door België aangeleverde gegevens tot een projectmatige aanpak noopte. De plaatselijk inspecteur werd er pas bij betrokken toen landelijk de beslissing was genomen om de echtgenote van X niet strafrechtelijk te vervolgen. Vervolgens is door deze inspecteur binnen twee maanden concrete actie richting de echtgenote ondernomen. De opzet van de echtgenote is voorts terecht toegerekend aan X. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond. Aangezien de bezwaarprocedure met instemming van X is aangehouden, is de redelijke termijn niet overschreden en is er geen grond voor een immateriële schadevergoeding.
0