De Hoge Raad oordeelt dat het verwijzingshof terecht als uitgangspunt heeft genomen dat de vier partijen varkensdrijfmest niet een drogestofgehalte van ten hoogste 3% hadden en dat X3 bv zich dus vergeefs op de uitkomsten van diverse onderzoeksrapporten beroept.
X3 bv exploiteert een vermeerderingsbedrijf met gemiddeld 360 zeugen en 1096 opfokzeugen. Het bedrijf heeft een totale oppervlakte van 1,25 ha. In 1998 worden vier partijen dunne varkensmest afgevoerd. Hof Arnhem beslist dat de naheffingsaanslagen verfijnde stikstof- en fosfaatheffing niet in strijd zijn met doel en strekking van de Meststoffenwet, de algemene rechtsbeginselen, het EG-recht en het EVRM. De Hoge Raad (3 april 2009,nr. 42468, V-N 2009/16.5) oordeelt dat het hof de grieven van X3 bv ten aanzien van de verfijnde fosfaatheffing heeft verworpen zonder de aannemelijkheid te hebben nagegaan van de mogelijkheid dat de nauwkeurigheid van het uit gemiddelde resultaat van de bemonsteringen onvoldoende is. Deze aanslag kan slechts worden gecorrigeerd als uit onderzoeken blijkt dat sprake is van een ontoelaatbare systeemfout of een onnauwkeurigheid buiten de bandbreedte van 15%. X3 bv kan echter ook aannemelijk maken dat de methodiek niet voldoet aan de prestatiekenmerken in de Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke en overige organische meststoffen. Hof 's-Gravenhage oordeelt vervolgens dat X3 bv aan de hand van diverse onderzoeken niet aannemelijk maakt dat sprake is van een ontoelaatbare onnauwkeurigheid. Aangezien X3 bv voor het overige niet stelt dat in een concrete haar aangaande bemonstering niet is voldaan aan de vereiste prestatiekenmerken, is het beroep ook in zoverre ongegrond. De verfijnde fosfaatheffing behoeft dus geen aanpassing. X3 bv gaat wederom in cassatie.De Hoge Raad oordeelt dat het verwijzingshof terecht als uitgangspunt heeft genomen dat de vier partijen varkensdrijfmest niet een drogestofgehalte van ten hoogste 3% hadden en dat X3 bv zich dus vergeefs op de uitkomsten van diverse onderzoeksrapporten beroept. Er is namelijk geen sprake van bemonstering ‘onder dezelfde omstandigheden' als in de rapporten. Van een ‘ongeoorloofde verrassingsbeslissing' van het hof is ook geen sprake. X3 bv moest feiten stellen en bij betwisting aannemelijk maken. Zij had het bewijsmateriaal vóór de sluiting van het onderzoek ter zitting moeten presenteren of zij had een (voorwaardelijk) bewijsaanbod moeten doen. Het is niet onbegrijpelijk dat een passage uit haar pleitnota niet als zodanig is opgevat. Het beroep van X3 bv is ook voor het overige ongegrond.
3