Hof Amsterdam beschouwt de woonvormen die een instelling aanbiedt aan gehandicapte bewoners voor de OZB als een woning. Gevolg is dat de instelling geen gebruikersbelasting betaalt en het lage eigenarentarief voor woningen in plaats van het hogere tarief voor niet-woningen.
Belanghebbende, X, is eigenaar en gebruiker van een gebouw waarin zij kleinschalige woonvoorzieningen aanbiedt aan 18 cliënten die lichamelijk gehandicapte zijn en/of meervoudig gehandicapt met een niet aangeboren hersenletsel. Het verblijf van de cliënten is in beginsel voor onbepaalde tijd. Het doel van de woonvorm is de bewoners de gelegenheid te bieden zo zelfstandig mogelijk te wonen en daarbij verzorging te bieden die noodzakelijk is. Elke cliënt heeft permanent een eigen van binnenuit afsluitbare zit/slaapkamer met eigen badkamer (toilet, douche en wastafel), een "uitgeklede keuken" (waterkoker, kastjes en gootsteen) en eigen sanitair. De cliënten bepalen zelf de inrichting van de zit/slaapkamer en brengen hun eigen meubilair mee. Op de begane grond zijn drie woonkamers die fungeren als gemeenschappelijke ruimtes voor de bewoners.Hof Amsterdam sluit zich aan bij de beslissing van Rechtbank Amsterdam dat woonvormen voor gehandicapten voor de OZB een woning vormen. De rechtbank heeft geoordeeld dat van de vloeroppervlakte en daarmee van de waarde van de onroerende zaak meer dan 70% kan worden toegerekend aan delen die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Volgens het hof heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat er sprake is van een woonvorm voor mensen met een handicap en dat daaraan niet afdoet dat er sprake is van gezamenlijk gebruik door bewoners van enkele ruimtes (de zitkamers, de keuken, de was/droogruimte en de toiletten op de begane grond en de bergingen) of dat er sprake is van een vorm van begeleiding en/of ondersteuning. Nu er sprake is van een woning moet de aanslag gebruikersbelasting vervallen en de aanslag gebruikersbelasting worden herrekend naar het lagere woningtarief.
0