Hof 's-Gravenhage oordeelt dat X bv jegens de huurders van de ligplaatsen geen diensten verricht die aan het verlaagde btw-tarief zijn onderworpen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Belanghebbende, X bv, exploiteert een jachthaven waar zij ligplaatsen voor pleziervaartuigen verhuurt. X bv verzoekt om teruggaaf van (een deel van) de in geding zijnde op aangifte gedane omzetbelasting. De inspecteur weigert dit omdat de verhuur niet een dienst is waarvoor het verlaagde btw-tarief geldt. In hoger beroep is in geschil of X bv jegens de huurders van de ligplaatsen diensten verricht die aan het verlaagde btw-tarief zijn onderworpen.Hof 's-Gravenhage (MK II, 24 juni 2011, BK-10/00216, V-N 2011/49.1.3) oordeelt dat X bv jegens de huurders van de ligplaatsen geen diensten verricht die aan het verlaagde btw-tarief zijn onderworpen. Onder verwijzing naar HR 25 februari 2011, nr. 10/00151 (waarin X bv ook belanghebbende was) overweegt het hof dat X bv jegens de huurders van de ligplaatsen geen diensten verricht die kwalificeren als het geven van gelegenheid tot kamperen in de zin van post b10 van Tabel I bij de Wet OB 1968. Voor het overige heeft X bv volgens het hof onvoldoende feiten en/of omstandigheden aangevoerd dan wel aannemelijk gemaakt, die de conclusie rechtvaardigen dat in de dienstverlening jegens de huurders van de ligplaatsen voor de omzetbelasting te onderscheiden prestaties zijn te onderkennen, die naar hun aard zijn aan te merken als het verstrekken van logies, voorzieningen waarbij dagrecreatie centraal staat en het verstrekken van hotel- en vakantieaccommodaties. Het hoger beroep van X bv is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 9 oktober

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen