Hof 's-Gravenhage oordeelt in hoger beroep dat de museumstichting met haar feitelijke activiteiten voor meer dan 50% het particuliere belang van de oprichter dient en dat deze daarom geen algemeen nut beogende instelling is. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
De heer X woont in een monumentaal pand, waarin zich diverse antieke interieurschilderingen en een authentieke 18-eeuwse stijlkamer bevinden. X bezit daarnaast in privé een collectie antieke kunst- en gebruiksvoorwerpen. Deze collectie maakt deel uit van de inboedel van zijn gezin. Eind 2004 richt X een museumstichting op, die is gevestigd op zijn woonadres. X verkoopt de gehele collectie vervolgens aan de stichting. De rentedragende vordering in dat kader is € 651.000. Vervolgens schenkt X een lijfrente van € 130.200 per jaar aan de stichting, te voldoen in vijf jaarlijkse termijnen. De eerste termijn vervalt op 31 december 2004. In geschil is of X over 2004 terecht giftenaftrek claimt van € 130.200. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur de aftrek terecht heeft geweigerd. X gaat in hoger beroep.Hof 's-Gravenhage (MK I, 11 oktober 2011, BK-10/00735, V-N 2012/6.2.3) oordeelt dat de stichting met haar feitelijke activiteiten voor meer dan 50% het particuliere belang van X dient en dat deze daarom geen algemeen nut beogende instelling is. Het pand fungeert namelijk als zijn woning, zodat X en zijn gezin het genot van de collectie hebben. Voorts zijn er nagenoeg geen activiteiten geweest waarbij het museum zich aan het publiek of de wetenschap heeft gepresenteerd. Het aantal bezoekers van het museum is ook minimaal en is hoofdzakelijk afkomstig uit de kring van bekenden van X. Het maakt niet uit dat de anbi-status van de stichting pas in oktober 2008 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 is ingetrokken. Het beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
0