Rechtbank Haarlem overweegt dat enkele navorderingsaanslagen in een KB-Luxzaak onvoldoende voortvarend zijn opgelegd. De boetes van de overige navorderingsaanslagen worden verminderd.
Op basis van gegevens die zijn verstrekt in februari 2005 is in maart 2007 binnen de Belastingdienst het project Bank Zonder Naam gestart. Eisers, X en IJ ontvangen 7 maart 2007 een vragenbrief omdat zij volgens de inspecteur verzwegen buitenlandse bankrekeningen hebben aangehouden. X en IJ bevestigen dat zij een buitenlandse bankrekening hebben aangehouden maar verstrekken ondanks herhaalde verzoeken van de inspecteur geen verdere gegevens. Uiteindelijk worden over het tijdvak 1995 tot en met 2004 de in geschil zijnde navorderingsaanslagen IB/PVV en VB opgelegd met boetes van 100%. X en IJ komen in beroep.Rechtbank Haarlem overweegt dat de inspecteur onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij de navorderingsaanslagen IB/PVV 1996 tot en met 2001 en VB 1997 tot en met VB 2000 (IJ) en IB/PVV 2001 (X)met dagtekening 26 november 2008 dan wel 4 december 2008 met redelijke voortvarendheid heeft voorbereid en vastgesteld. De inspecteur beschikte eind 2007 al over alle benodigde gegevens om alle navorderingsaanslagen op te leggen. De op grond van het evenredigheidsbeginsel te gebruiken tijd is niet zo ruim dat de inspecteur het verloop van een bezwaarprocedure over enig jaar af kan wachten alvorens de overige navorderingsaanslagen op te leggen in de hoop en de verwachting dat X en IJ in de bezwaarprocedure over een ander jaar wel met nadere gegevens zullen komen. De boetes worden verminderd met 5% omdat de navorderingsaanslagen zijn gebaseerd op een schatting die enige mate van grofheid bezit en met 15%-20% vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De beroepen van X en IJ zijn gegrond.

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Haarlem

Editie: 16 oktober

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen