Rechtbank Breda oordeelt dat de inspecteur na het tripartiete overleg zelf actie had moeten ondernemen om inlichtingen van de heer X te krijgen. Door passief af te wachten waar de FIOD-ECD mee zou komen, is meer tijd verlopen dan noodzakelijk en is het evenredigheidsbeginsel geschonden.
Een effectenmakelaar verklaart in 2002 vrijwillig aan de FIOD-ECD dat oude klanten van zijn kantoor hun effectenportefeuilles vermoedelijk hebben verplaatst naar buitenlandse banken. In juni 2007 wordt bij een tripartiete overleg besloten een strafrechtelijk onderzoek in te stellen tegen de heer X (belanghebbende) en zijn echtgenote. In januari 2009 geeft X aan de FIOD-ECD openheid van zaken. Hieruit blijkt dat X bankrekeningen heeft in Luxemburg en Zwitserland. In geschil zijn de diverse - merendeels met behulp van de verlengde navorderingstermijn - opgelegde aanslagen en meer in het bijzonder of de aanslagen voortvarend genoeg zijn opgelegd.Rechtbank Breda oordeelt dat de inspecteur na het tripartiete overleg zelf actie had moeten ondernemen om inlichtingen van X te krijgen. Door passief af te wachten waar de FIOD-ECD mee zou komen, is meer tijd verlopen dan noodzakelijk en is het evenredigheidsbeginsel geschonden. De aanslagen kunnen dus slechts in stand kunnen blijven voor zover zij betrekking hebben op de Zwitserse bankrekening. Ter zake van het in derde landen aanhouden van tegoeden of effecten bij een bank kan namelijk geen beroep worden gedaan op de EU-vrijheid van kapitaalverkeer, zodat de verlengde navorderingstermijn onverkort geldt. Het beroep van X is deels gegrond.
0