Hof Amsterdam overweegt dat de rechtbank de afwijzing van het verzoek van X om uitstel van het onderzoek ter zitting onvoldoende heeft gemotiveerd. X is echter niet benadeeld door de onvoldoende gemotiveerde afwijzing.
Vaststaat dat bij de voorlopige aanslag meer heffingskorting is verrekend dan waarop X krachtens de wettelijke bepalingen uiteindelijk recht heeft. Bij de in geschil zijnde definitieve aanslag moet X dit bedrag aan gecombineerde heffingskorting met heffingsrente terugbetalen. X is het hier niet mee eens omdat volgens haar de inspecteur bij de vaststelling van de voorlopige aanslag rekening had moeten houden met het feit dat haar echtgenoot in het betreffende jaar 65 jaar was geworden. De rechtbank handhaaft de aanslag maar vermindert de in rekening gebrachte heffingsrente conform het standpunt van de inspecteur. X komt in hoger beroep.Hof Amsterdam verwerpt het standpunt van X dat de rechtbank haar verzoek om uitstel van het onderzoek ter zitting vanwege gezondheidsproblemen ten onrechte heeft afgewezen. Uit het arrest van de Hoge Raad van 28 januari 2011, LJN BN3529, BNB 2011/84 volgt dat de rechter een verzoek om uitstel moet inwilligen, tenzij hij oordeelt dat zwaarder wegende bij de behandeling van de zaak betrokken belangen aan zodanig uitstel in de weg staan. Uit de uitspraak van de rechtbank blijkt niet van een zodanige afweging. X is niet benadeeld door de onvoldoende gemotiveerde afwijzing van het verzoek tot uitstel van het onderzoek ter zitting, aldus het hof. Vervolgens overweegt het hof dat ook al zou de inspecteur met de omstandigheid dat de echtgenoot van X in het betreffende belastingjaar 65 jaar is geworden rekening hebben moeten houden, dan nog kan dat niet tot het oordeel leiden dat een juiste wetstoepassing achterwege moet blijven. Het hoger beroep is ongegrond.

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 18 oktober

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen