Onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis en de geschiedenis van het Besluit fiscale eenheid 2003 concludeert A-G Wattel dat de verkoopkosten van een deelneming niet aftrekbaar zijn.
Belanghebbende, X bv, vormt samen met haar dochtermaatschappij (A bv) een fiscale eenheid voor de Wet VPB. Eind 2008 verkoopt X bv de aandelen A bv. X bv brengt de verkoopkosten in aftrek. De inspecteur staat aftrek van de verkoopkosten niet toe. Rechtbank Breda stelt de inspecteur in het gelijk. Er wordt sprongcassatie ingesteld.Advocaat-generaal (A-G) Wattel concludeert dat aftrek van de verkoopkosten voor een ontvoegende dochter niet mogelijk is. De A-G wijst hierbij op de wetsgeschiedenis en de geschiedenis van het Besluit fiscale eenheid 2003. Hieruit blijkt volgens de A-G dat de wetgever en de besluitgever wilden bereiken dat het deelnemingsvrijstellingsregime van art. 13 Wet VPB (weer) van toepassing zou zijn op de aandelen in een ontvoegende dochter. De wetgever en besluitgever wilden daartoe het ontvoegingstijdstip vóór het vervreemdingstijdstip plaatsen. Hieraan doet volgens de A-G niet af dat tijdens de fiscale eenheid geen deelnemingsverhoudingen bestonden. De A-G adviseert de Hoge Raad om het beroep in cassatie ongegrond te verklaren.

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 23 oktober

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen