Hof Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de volgens de heer X onrechtvaardige c.q. buitensporige heffing niet door de rechter op grond van de hardheidsclausule kan worden verminderd. Niet meer in geschil is dat op de onderhavige verkrijging de wet van toepassing is zoals deze luidde in 2009.
De heer A (erflater) overlijdt in september 2009. De heer X (belanghebbende) en zijn echtgenote zijn bij testament ieder voor gelijke delen tot erfgenamen benoemd. A was geen familie van hen, zij waren vrienden. De totale belaste verkrijging is € 386.090. In geschil is of de aanslag successierecht terecht is vastgesteld op € 212.741, waarvan de helft (€ 106.371) van X is geheven. Rechtbank Leeuwarden stelt de inspecteur in het gelijk. X bepleit in hoger beroep kwijtschelding en/of vermindering van de aanslag, alsmede dat de bepalingen van de Successiewet 1956, zoals deze luiden vanaf 1 januari 2010, van toepassing worden verklaard.Hof Leeuwarden oordeelt dat de volgens X onrechtvaardige c.q. buitensporige heffing niet door de rechter op grond van de hardheidsclausule kan worden verminderd. Volgens vaste rechtspraak komt de bevoegdheid om de hardheidsclausule toe te passen namelijk niet toe aan de rechter, maar is deze voorbehouden aan de Minister van Financiën. Voor het overige is niet meer in geschil dat op de verkrijging nog de oude wet en de tariefgroepindeling van toepassing is. De rechter mag de tariefgroepindeling voorts niet toetsen op haar innerlijke waarde of billijkheid. Het beroep van X is dus ongegrond.
5