Belanghebbende, de heer X2, richt eind 2000 een trust, X3 (mede-belanghebbende), op, en brengt participaties in ter waarde van ruim € 1 miljoen. Ter zake van deze inbreng is een aanslag schenkingsrecht opgelegd van € 307.875 op aan X1, de dochter van X2, zijnde de beneficiary van de trust. Begin 2001 brengt X2 participaties ter waarde van ruim € 116,5 miljoen in X3 in. Ter zake van deze inbreng is een aanslag schenkingsrecht opgelegd van ruim € 18 miljoen aan X1. In 2010 verzoeken X1, X2 en X3 de inspecteur om vermindering te verlenen van het in het verleden door X1, X2 en/of X3 verschuldigde, en door X1 betaalde, schenkingsrecht. De inspecteur wijst het verzoek van X1 af (zie conclusie 13/04999). Op de verzoeken van X2 en X3 neemt de inspecteur geen beslissing. Rechtbank Haarlem verklaart X2 en X3 niet-ontvankelijk in hun beroepen. Hof Amsterdam oordeelt dat X1 op grond van art. 26a lid 1 onderdelen a en c AWR als 'belanghebbende' moet worden aangemerkt, omdat de aanslagen aan haar zijn opgelegd. Hieraan doet niet af dat het schenkingsrecht door X2 is voldaan omdat de schenkingen vrij van recht waren. Ook is niet van belang dat het vermogen civielrechtelijk niet toebehoort aan X1. X2 en X3 gaan in cassatie. Advocaat-Generaal IJzerman is van mening dat X2 en X3 zich ten onrechte beroepen op art. 26a lid 2 AWR. Hierin is bepaald dat het beroep mede kan worden ingesteld door degene van wie inkomens- of vermogensbestanddelen zijn begrepen in het voorwerp van de belasting waarop de voor bezwaar vatbare beschikking betrekking heeft. Het vermogen behoort na inbreng voor de Nederlandse belastingheffing namelijk toe aan X1 (zie conclusie 13/04999). Het feit dat de schenkingen vrij van recht zijn gedaan, doet hier niet aan af. De vraag wie de aanslagen heeft betaald, in casu X2, is niet van invloed op de tenaamstelling van de aanslag of de voor bezwaar vatbare beschikking. De A-G concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 28 oktober