In het kader van het Rekeningenproject heeft de inspecteur X geïdentificeerd als rekeninghouder van een bij de Kb Lux aangehouden rekening. X heeft geen gegevens van een buitenlandse bankrekening in zijn aangiften inkomstenbelasting vermeld. Op 25 november 2002 is door een medewerker van de FIOD een proces-verbaal van de identificatie van X als rekeninghouder opgemaakt. De inspecteur corrigeert de aangiften ib/pvv van X over de jaren 2004 tot en met 2008. In beroep is onder andere in geschil of deze correcties ter zake van buitenlandse banktegoeden terecht zijn aangebracht.
Volgens Rechtbank Den Haag is X terecht geïdentificeerd als rekeninghouder van een rekening bij de KB Lux. Gelet op de tenaamstelling van de rekening is de rechtbank van mening dat X samen met zijn zoon moet worden aangemerkt als gerechtigde tot de rekening, ieder voor het geheel. X heeft voor de desbetreffende jaren niet de vereiste aangifte gedaan. De bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard. X slaagt er vervolgens niet in aan te tonen in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. Volgens de rechtbank zijn de aanslagen gebaseerd op een redelijke schatting. De inspecteur stelt zich op de zitting nader op het standpunt dat aan X alsnog een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase moet worden toegekend. De rechtbank sluit zich hierbij aan. De beroepen worden daarom toch gegrond verklaard.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e