Advocaat-generaal Niessen concludeert dat X de door zijn dochter terugbetaalde kinderopvangtoeslag, die grotendeels door hem is vergoed, in mindering mag brengen op zijn inkomen. Volgens de A-G is er namelijk sprake van negatieve inkomsten uit ROW.
Belanghebbende, X, vangt sinds 2003 A en B, zijn kleinkinderen, op. In 2009 wijst X zijn dochter, D, op de kinderopvangtoeslag. Vervolgens sluit D, als vraagouder, een overeenkomst met gastouderbureau Q. Tevens sluiten D, als vraagouder, en X, als gastouder, een overeenkomst. Q betaalt X voor zijn werkzaamheden als gastouder. D vraagt vervolgens kinderopvangtoeslag aan, en ontvangt een voorschot. In 2012 wordt de kinderopvangtoeslag stopgezet, en moet D € 25.209 aan kinderopvangtoeslag terugbetalen. D werd hierdoor grotendeels in staat gesteld door X. In zijn IB-aangifte 2014 trekt X een bedrag van € 20.894 af als negatieve inkomsten uit ROW. De inspecteur staat aftrek van dit bedrag niet toe. Rechtbank Den Haag en Hof Den Haag zijn het daar mee eens. X gaat in cassatie.
Advocaat-generaal Niessen concludeert dat X de vergoede terugbetaalde kinderopvangtoeslag door zijn dochter in mindering mag brengen op zijn inkomen. De A-G wijst er daarbij op dat X de inkomsten die hij van Q genoot steeds in zijn IB-aangiften heeft verantwoord, en daar dus IB over heeft betaald. Verder stelt de A-G vast dat de Staat, doordat de kinderopvangtoeslag is teruggevorderd, per saldo geen uitkering heeft verstrekt. Ook heeft X hierdoor niets verdiend, en zou hij dus ook per saldo geen belasting moeten betalen. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep gegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 25 juni