Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X een aanmerkelijk belang houdt in B en C. X heeft namelijk zelf verklaard dat hij UBO is van deze vennootschappen. Ook heeft hij volgens de dividendbesluiten dividend genoten van B.

Belanghebbende, X, is betrokken bij diverse vennootschappen, zoals A BV, het in het Verenigd Koninkrijk gevestigde B en het naar het recht van de Seychellen opgerichte C. De inspecteur legt een IB-navorderingsaanslag 2011 op aan X. Uit een onderzoek blijkt namelijk dat X in 2011 € 300.000 heeft ontvangen van B en een zelfde bedrag van C. Daarnaast heeft X nog een bedrag van € 40.000 ontvangen. X is het niet eens met de aan hem opgelegde navorderingsaanslag. Hij stelt dat C een lening heeft verstrekt van € 640.000. Volgens de inspecteur is X echter UBO van B en C en daarmee in economische zin ab-houder van deze vennootschappen. X is volgens hem gerechtigd tot de voordelen die afkomstig zijn uit deze vennootschappen.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X een aanmerkelijk belang houdt in B en C. X heeft namelijk zelf verklaard dat hij UBO is van deze vennootschappen. Ook heeft hij volgens de dividendbesluiten dividend genoten van B. De rechtbank verwijst verder naar haar uitspraak van 9 juni 2023 (22/1576, ECLI:NL:RBGEL:2023:4534, V-N 2024/21.6). In deze uitspraak kwam ook de vraag aan de orde of X een aanmerkelijk belang houdt. Daarbij is ook de structuur waarin X heeft geparticipeerd beoordeeld. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de door de inspecteur gemaakte schatting redelijk is en dat X niet overtuigend aantoont dat de uitspraak op bezwaar van de inspecteur onjuist is. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12

Instantie: Rechtbank Gelderland

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 2 april

Informatiesoort: VN Vandaag

151

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen